Cornelis Alard Abbing
Abbing (Cornelis Alard), geb. te Hoevelaken, 11 Oct. 1800, studeerde te Utrecht 3 jaar in de theologie en later in de letteren. Tijdens zijn promotie was hij reeds 2 jaar conrector te Hoorn en werd er in 1826 rector. Na de opheffing der Lat. sch. 1868, woonde hij te Heeze, waar twee zijner kinderen gevestigd waren en overl. aldaar 26 Juni 1872.
Schr. in 't Ned.: Bekn. Gesch. der stad Hoorn en Verhaal van de stichting, voltooijing en verfraaijing van de Groote kerk tot op den brand die haar vernielde op den 3den Aug. 1838, Hoorn 1839; Gesch. der stad Hoorn, hoofdstad van Westvriesland, gedurende het grootste gedeelte der XVII en XVIII eeuw, of vervolg op Velius' Chronyk, 2 dln., Hoorn 1841 en '42; Levensbericht van Thade Pan, zee-officier, in Hand. Letterk. 1860; Letterk. leven van Marcus Tullius Cicero, in zijne kindschheid en eerste jongelingsjaren, Hoorn 1866.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1873.)