Johannes Gerhardus Rijk Acquoy
Acquoy (Johannes Gerhardus Rijk), geb. te Amst. 3 Jan. 1829; leeraar in het Hebreeuwsch aan het Gymnasium aldaar, 1854; gepromoveerd in de theologie te Leiden, 1857; achtereenvolgens predikant te Eerbeek, 1858, Koog a.d. Zaan, 1861, en Zalt-Bommel, 1863; Kerkelijk Hoogleeraar te Leiden, 1878, Rijks-Hoogleeraar in de Geschiedenis van het Christendom aldaar, 1881.
Schr. in den Kalender voor de Prot. in Nederl., 1856 vlgg., in de Gesch. der Christel. Kerk in Ned. in tafereelen, Amst. 1864, in de Werken der Kon. Akad. van Wetenschappen, 1880 vlgg., (o.a. over ‘Kerstliederen en Leisen’), en in het door hem geredigeerd Archief voor Nederl. kerkgeschiedenis, 1885 vlgg. (o.a. over ‘Het geestelijk lied in de Nederlanden vóór de Hervorming’). Voorts afzonderlijk: Gerardi Magni Epistolae XIV, Amst. 1857; Herman de Ruyter naar uitgegeven en onuitgeg. authentieke documenten, 's-Hert. 1870; Jan van Venray (Johannes Ceporinus) en de wording en vestiging der Herv. Gemeente te Zalt-Bommel, 's-Hert. 1873; Het klooster te Windesheim en zijn invloed (met goud bekroond en uitgeg, door net Prov. Utr. Genootschap), 3 dln., Utr. 1875-'80; Het nut der beoefening van de geschiedenis der Herv. Kerk in Nederland, Leid. 1878; Kerkgeschiedenis en gesch. van het Christendom, Leid. 1882; Levensber. van A.W. Wybrands in Hand. Letterk. en Kon Acad. 1887. Onder het psd. Joh. Jacobi schreef hij een dram. gedicht: Mattathias de Chasmoneër, Amst. 1866.
J.G.R.A.