Naar inhoud springen

Nederlands of Oud-Diets?

Van Wikibrónne

Het Diets is de voorloper van de Nederlandse taal, in de tijd dat er nog verschillende Nederlandse dialecten bestonden. De taalgroep die het Diets gebruikte is daarom zeer uitgebreid en omvat niet enkel de Belgen, maar ook de Nederlanders, Duitsers en zelfs de Zuid-Afrikanen. Hiernavind je een overzicht van zijn geschiedenis.


Het Diets De aandachtige lezer heeft misschien reeds mijn soms wat ongebruikelijk woordgebruik vastgesteld, met een voorkeur voor hoogdravende, ronkende polisyllabische termen en archaïsche woorden. Als men zulke termen uit zijn pen laat vloeien, wordt het verhaal meteen wat minder ééntonig... Ik pluk graag woorden uit het Diets, maar welke taal is dat eigenlijk? De woorden klinken alvast bekend, al werden ze zeker nooit in de klas geleerd.


De Romeinse periode (tot 400 AC) In deze periode werden onze contreien bewoond door de Bataven en de Canninefaten. Deze laatste waren blijkbaar stevige drinkebroers, want het kon bij hen niet in vaten ... Grapje ... Verder woonden er Germaanse stammen (Chamaven, Tubanten, Usipi en Ampsivari) en in het zuiden waren er Gallische stammen. Van deze oude talen vinden we nog restanten in plaats- en riviernamen, zoals: Rijn, Gent en Tongeren.

In 57 BC veroverde de Romeinse veldheer Julius Caesar Gallië, het gebied ten zuiden van de Seine, en maakte meteen een einde aan de Ijzertijd. Hij noemde de Keltische stammen ten noorden van Gallië de Belgae en ze boden hevig weerstand, maar werden in 57 BC toch verslagen. Dit leidde tot een volkerenmoord op de Eburonen en op de Aduatucen, en in hun gebieden vestigden zich naderhand Germaanse stammen. In feite zijn de huidige Belgen derhalve afstammelingen van de Franken, en niet van de Keltische Belgae, zoals onze geschiedenisboekjes zo gaag poneren!

De Romeinen onderhielden een nauw contact met de Bataven en hun culturele invloed gedurende 3 eeuwen werkte diep in op de taal. Militair werden vele woorden overgenomen en zo komt bijvoorbeeld straat van strata, wal van vallum, palen van palus, kasteel van castellum, poort van portus, kerker van carcer en kamp van campus. Ook commercieel werden woorden overgenomen uit het volks-Latijn met bijvoorbeeld kar van carrus, zakken van saccus, kisten van cista, wijn van vinum, muur van murus, pleister van plastrum, pijler van pilare en kelder van cellarium. In de vierde eeuw vielen uit het oosten de Franken binnen, een mengelmoes van vele Germaanse stammen, die qua taal aan elkaar verwant waren.


De periode van het Oud-Nederlands (400-1100) Voor deze periode ontbreken vrijwel alle gegevens. In het zuiden zette de Germanisatie zich voort tot er uiteindelijk slechts twee grote taalblokken overbleven, de Dietse en de Romaanse talen. Deze blokken waren beiden echter intern sterk versplinterd door verschillende dialecten.

De macht en invloed van de Christelijke Kerk werd steeds groter en kerken en kloosters werden de centra van lokale cultuur en taalgebruik, zij het dat hun religieuze taal het Latijn bleef. Zo kwamen nog steeds nieuwe woorden uit het Romaans in het oud-Nederlands terecht, zoals lamp, kansel, orgel, klok, aalmoes, parochie, priester, deken, diaken, bisschop, abt. Ook de nieuwe planten in de kloostertuinen burgerden zich in onder hun Romaanse benaming, zoals roos, lelie, viool, pruim, kers, perzik en thijm. Rade betekent gerooide bosgrond, doorn betekent boom, horn betekent hoek, hova en hovina betekenen hoeve en keuterhoeve. Plaatsnamen die eindigen op "heim" en "hem" betekenen woonplaats.

Bij het vertalen van een Oud-Nederlands dialect naar het Latijn kon men dikwijls geen Latijns woord vinden en men schreef dan tussen de regels het dialectische woord in het Latijns. Zulk boven of onder de regel geschreven woord noemen we een glosse, en zo ontstonden er al snel verzamelingen van glossen of een glossarium. Nu weten jullie meteen ook waar de Engelsen de term glossary ofte "verklarende woordenlijst" vandaan halen... Het Glossarium Harlemense kan men beschouwen als het eerste woordenboek.


De periode van het Middel-Nederlands (1100 -1800) De periode van 100 tot 1300 kent een fenomenale ontwikkeling van het graafschap Vlaanderen met de welvaart van de steden en de havens Brugge en later Antwerpen. Vanaf 1170 en samen met de schuchtere eerste pogingen van de drukkunst verschenen de eerste teksten in het Diets. Het bestond echter uit verschillende dialecten.


Limburgs: van Veldeke - van Afflighem - De Limburgse Sermoenen, Vlaams: Jacob van Maerlant - Diederic van Assenede met Karel ende Elegast en Walewein, West-Vlaams: de eerste Reinaert komt uit Oost-, en de tweede uit West-Vlaanderen, Brabants en Hollands: Maerlant - Ruusbroec in Brussels Diets - Hadewijch in de volkstaal - De Abele Spelen, de Bliscappen, Elcerlijc en Mariken Oostelijk: Middel-Nederlands (Saksisch) rond 1400 (Geert Grote).

Zo kende men bijvoorbeeld een Vlaamse, Brabantse en Limburgse Bijbel, allen gebaseerd op dezelfde Latijnse Vulgaattekst... De leek, die geen Latijns verstond, begon belangstelling te vertonen voor de wetenschap, die steeds het Latijn gebruikt had. Zo onststonden Dietse geschriften zoals een volledige Cyrurgie. De rechtspraak geschiedde in de volkstaal volgens mondelinge overlevering, maar bij de optekening gebruikte men Latijn. Door de ontwikkeling van de steden en de opkomst van een derde stand, de burgerij, werden oorkonden, privileges en rekeningen nochtans niet langer uitsluitend in het Latijn geschreven, en in 1249 werd het Diets de officiële bestuurstaal. Er was echter nog steeds geen sprake van een eenvormige spreek- of schrijftaal. Als belangrijkste taal gebruikte men het Brabants (Antwerpen) en het Brabant-Hollands.


Franse invloed In 1384 kwamen alle gewesten van de Nederlanden, behalve het prinsbisdom Luik, onder het gezag van de Bourgondische hertogen, ondergeschikt aan de Franse kroon. Vooral Vlaanderen ondervond de invloed van de Franse taal en cultuur, met als gevolg een verandering in woordvoorraad en woordvorming en vele Franse suffixen als: -ier,-age, -eren, die dan aan Dietse woorden gehecht werden. De stadstaal begon zich te onderscheiden van de plattelandsdialecten en er ontstond er een duidelijke afstand tussen de (dialectische) spreektaal en de (gekuiste) schrijftaal. In 1300 waren er reeds zogenaamde gespreksboekjes waarmee men gemakkelijk een "tweede" taal kon leren. Zo'n boekje bevatte korte zinnen en woorden uit het dagelijkse leven, kleding, eten, de markt en de namen van de beroepen.

Tijdens het bewind van keizer Karel V (1515-1555) werd België een van de meest verstedelijkte gebieden en Antwerpen werd het commerciële en financiële centrum van West-Europa. Het was een overgang van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd, met ingrijpende gebeurtenissen zoals de Reformatie en de Renaissance, maar vooral de verschuiving van het zwaartepunt van de Zuidelijke Nederlanden naar de Noordelijke.


Spaanse invloed De opkomst van het Protestantisme lokte reacties uit van Filips II, de verdediger van het Heilige Roomse Rijk, die zijn zijn onderdanen verbood nog verder handel te drijven met "vreemde" landen. Het resultaat was een opstand van de adel en de burgerij in 1566. Er bestond nochtans een groot verschil tussen de noordelijke (Protestantse) en zuidelijke (katholieke) provincies. De Spaanse legers werden verslagen en in 1581 scheidden zeven provincies (Gelderland, Friesland, Holland, Groningen, Overijssel, Utrecht en Zeeland) zich af van Spanje en vormden Nederland. De zuidelijke provincies (België) bleven omwille van hun katholieke ingesteldheid en vooral wegens hun commerciële banden trouw aan de Spanjaarden...

De inname van Antwerpen door Spaanse troepen in 1585 bezegelde de definitieve scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Vele Vlamingen en Brabanders waren intussen naar het noorden gevlucht, waar hun invloed als geestelijke leiders en opvoeders erg groot was. Men kende de theologen, schoolmeesters en de Rederijkers, die de Brabantse Kamers stichtten (Marnix Stevin, Joost van den Vondel).

In 1621 brak de Dertigjarige Oorlog uit op Spaans-Nederlands grondgebied (België). De Fransen en Nederlanders bevochten de Spanjaarden, maar België bleef onder de Spaanse kroon, met als gevolg een "verspaansing" van het lokale Diets. In 1648 sloot Filips IV vrede met de Nederlanders, maar één van de clausules van het vredesverdrag was het afsluiten van de Schelde op de Belgisch-Nederlandse grens. Het zwaartepunt van de cultuur verschoof naar de Noordelijke Nederlanden en Amsterdam nam de hegemonie van Antwerpen over.


Beschaafd Amsterdams Er ontstond een duidelijke groei naar een eenheidstaal, zowel geschreven als in omgangstaal, en in Amsterdam ontwikkelde zich naast de "straattaal" ook een "beschaafde" taal. Dit beschaafd Amsterdams vormde de grondslag voor de ontwikkeling van een algemeen beschaafde omgangstaal. De geschreven taal bleef echter onveranderd, vooral door de traditie van het onderwijs en de leermiddelen uit de Zuidelijke Nederlanden. De lectuur bestond uit stichtelijke boeken, zoals de bijbel en psalmen, en daarnaast de volksboeken met verhalen uit de Middeleeuwen. In 1626 schreef Van Heule de Nederduitsche Spraackonst, maar pas in de 18de eeuw ontstond een streven naar gelijkvormigheid.


Franse en Oostenrijkse invloed in het zuiden In 1713 kreeg Frankrijk een gedeelte van Vlaanderen toegewezen, maar het grootste gedeelte van de zuidelijke provincies werd overgedragen aan Oostenrijk, waardoor de lokale cultuur en taal opnieuw aan een andere invloed onderworpen werd. In 1797 werd België aan Frankrijk overgedragen, dat de Schelde heropende, waardoor Antwerpen herleefde.

Onder Napoléon Bonaparte werd Wallonië de meest geïndustrialiseerde regio in Europa. De provincies Luik, Henegouwen en Namen leverden bijna een vierde van het gietijzer in het gehele Franse Keizerrijk en de wapenindustrie in de stad Luik was zeer belangrijk. In Vlaanderen daarentegen was Gent de enige nog overblijvende industriestad met de katoenindustrie. Deze industriele revolutie bracht een algemene verfransing van de burgerij en van het taalgebruik met zich mee. in Vlaanderen werd het Nederlands onderdrukt en Nederlandse publicaties werden verboden. Napoleon voerde de Code Napoleon in die later de basis zou vormen van het Belgische burgerlijke wetboek.


Vlaemsch Op 4 oktober 1830 riep Het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid van België uit. Henri Conscience schreef "de Leeuw van Vlaanderen" en zette meteen het begrip Vlaemsch op de sporen, waardoor alle Nederlands sprekende Belgen meteen werden aangeduid als Vlamingen, ook al waren het Limburgers of Brabanders en Diets sprekende inwoners van de Nederlanden!